"Voetbal betekent voor Groningen en Zuid-Limburg zoveel meer dan voetbal"

Trouw

11 mei 2024

Vrijdagmiddag, iets over half zes. Bert stuurt me een bericht door van een vriend: ‘Jeetje Bert, wat heeft deze dag lang geduurd. Heb niet kunnen eten, alleen snoepen: rijstevlaai met slagroom…’ Een van de vele berichten, stuurt hij erachteraan, zo leeft de wedstrijd tegen Groningen.

Ik leerde Bert vorig jaar kennen in het Nederlands Mijnmuseum, toen ik enkele dagen in Zuid-Limburg verbleef voor een reportage over Roda JC. Onze vriendschap begon op een bankje tegenover het spreekgestoelte waarachter Joop den Uyl ooit zijn rede hield. “Heb je een goede neus?’” vroeg Bert. “Dan ruik je misschien nog het angstzweet van Joop.”

Daarna serieus: “Toen mijn ouders op 17 december 1965 wakker werden, klopte hun leven financieel, economisch, maatschappelijk, sociaal en religieus. Als ze op 18 december ontwaken in precies hetzelfde bed, wankelen al die vijf zuilen. De enige zekerheid is dat hun elfjarige zoon, op de rand van de puberteit, naar de zesde klas van de lagere school gaat. Daar hoorde ik van mijn leerkracht dat ik een heel andere toekomst zou krijgen dan mijn generatie tot dan toe was voorgehouden.”

We hadden het over stoflongen, de werkloosheid, de armoede, de verloedering van de mijnstreek die zich zo rap voltrok dat vrijwel niemand eraan kon ontsnappen. De schachten werden gedempt, de iconische schoorstenen Lange Jan en Lange Lies omvergeworpen. Wat overbleef was de voetbalclub die opbloeide uit het kolengruis, ook Berts enige houvast.

Voorafgaand aan de voorlaatste speelronde stuurde hij nog: ‘Ik hoop zozeer dat Groningen en Roda JC promoveren. Twee regio’s die Nederland van energie voorzien hebben en vervolgens…’

Er was de stadionspeaker van Roda JC, die de supporters in Parkstad Limburg Stadion foutief informeerde. De ontlading duurde een paar minuten, ausputzer Matisse Didden zat al bij iemand op de schouders. Daarna volgde de teleurstelling, de blik op de wedstrijd van vrijdag; uit bij Groningen om directe promotie naar de eredivisie. Ik las ergens dat Didden het euforische gevoel opnieuw wilde beleven, ik hoopte vooral dat Bert dat weer kon voelen.

De schoonheid van Groningen dreigt te worden vergeten door de gevolgen van de gaswinning. De aarde beeft, ook onder de voormalige arbeiderswoning in de polder waar ik de afgelopen maanden met een vriend verbleef. De eerste week lag ik voor het slapengaan telkens op mijn rug naar het plafond te staren, ik volgde de breuklijnen in de muur, en vroeg me af hoelang die het dak nog konden dragen. Ik vertrek binnenkort huiswaarts, de Groningers blijven elke avond met die angst in slaap vallen.

Op de dag van de promotiewedstrijd wappert in Uithuizermeeden, Appingedam en Winsum de Groningse vlag. Het noorden hult zich in donkergroen. In de kroeg gaat het een keer niet over de bevingen, de politieke hooghartigheid, maar over Joost Klein. Soms roept iemand ‘boeren’. Naast me aan de bar zit een man te hyperventileren bij de aftrap, hij sust zijn zenuwen met een paar glazen bier. Na de 1-0 durft hij pas naar het scherm te kijken, bij de 2-0 zie ik de tranen in zijn ooghoeken. En ik dacht alleen aan Bert.