"Een dopingzondaar is soms ook slachtoffer"

Trouw

23 juni 2024

In de ontbijtzaal van een guur en goedkoop hotel in Wenen liep een wat oudere man tussen de Russische atleten rond. Hij bewoog zich onbedoeld opzichtig, kwam telkens net te dicht bij een speler, alsof hij geen gevoel voor afstand kende. Hij zei niets, keek de jongens vluchtig aan, en stak ze vervolgens wat toe. Twee of drie pillen, meer was het niet.

Voor vertrek naar het jeugd-EK hadden we een bijeenkomst over dopinggebruik moeten bijwonen. Daar moet u zich overigens niet te veel van voorstellen. Een powerpoint, telkens wat namen die u allemaal kent – anabole steroïden, verschillende soorten slaappillen, epo, de bekendere partydrugs – en het dwingende advies om de middelen niet te gebruiken.

Het enige wat me nog bijstaat, was een verhaal over vitamine C-tabletten, waaraan vaak een hulpstof wordt toegevoegd die ook op de dopinglijst voorkomt. Het was mijn grootste angst dat zo’n vervuild voedingssupplement mijn prille topsportleven zou ruïneren. Mijn ouders kochten als gevolg jarenlang te dure potjes multivitaminen met de olympische ringen op de verpakking.

Niemand had een teamarts mee naar dat EK in 2012, behalve de Russen. We noemden de man die met zijn koffertje door ontbijtzaal trok na een aantal dagen ‘de medicijnman’. Hoewel ik niet weet of er werkelijk vuil spel werd gespeeld, moet ik regelmatig aan dat toernooi terugdenken als er opnieuw sporters worden verdacht van dopinggebruik.

Begin dit jaar de Russische kunstschaatsster Kamila Valijeva, pas 17 jaar. Een paar dagen geleden werd bekend dat China elf zwemmers naar de Olympische Spelen stuurt die verwikkeld zijn in een dopingschandaal. Dit weekend werd de Italiaanse wielrenner Andrea Piccolo ontslagen door zijn ploeg nadat hij werd aangehouden op verdenking van het vervoeren van groeihormonen.

Ik moet vaak aan de medicijnman denken, omdat ik daar zag hoe weerloos sporters kunnen zijn. Topsport bestaat bij de gratie van succes, de druk wordt al van jongs af aan opgevoerd, in sommige gevallen wordt hun hele bestaansrecht aan hun prestaties ontleend. Ik kan me voorstellen dat het in sommige gevallen geen keuze is om naar de toverdrank te grijpen – dat wordt van je verwacht.

Dat geldt zeker voor sporters in autoritaire regimes, waar de staat zijn eigendom over het lichaam van de atleten nog net niet uitspreekt, maar hen wel misbruikt als verlengstuk van zijn politieke ambities. Het hogere doel is de medaillespiegel: hoe hoger op de ranglijst, hoe positiever de publieke perceptie, hoe zichtbaarder het land, hoe hoger de kans op een economische impuls.

In westerse landen is de druk op sporters overigens eveneens onverminderd hoog. Laatst zag ik de Netflix-docuserie Tour de France: Au coeur du peloton. Tijdens een etappe in de Tour van vorig jaar verliest renner Ben O’Connor veel tijd in het algemeen klassement. Zijn ploegleider in de auto zegt: ‘Wij zijn de leiding. De sponsors betalen. De sponsors betalen niet voor iemand die opgeeft.’

Het is precies die druk waaronder sommige sporters bezwijken, waardoor ze het gevoel krijgen dat het noodzakelijk is om hun leven en carrière op het spel te zetten. Dopingzondaars zijn niet altijd alleen schuldig, maar soms ook slachtoffer.